NRC - 'Ambachtslieden hebben de toekomst'

Onderwijs Op een snel veranderende arbeidsmarkt heb je niets aan een vakopleiding, wordt vaak gezegd. Onzin, blijkt uit onderzoek. Vakmensen komen juist vaak goed terecht – én ze zijn hard nodig.

Stel: je studeert geneeskunde, je wordt chirurg. De kans is groot dat je over dertig jaar op een geheel andere manier zal opereren, want er is dan nieuwe technologie en meer kennis. Stap je dan over op een andere baan?

En stel: je studeert installatietechniek en wordt loodgieter. De kans is groot dat de techniek over dertig jaar volkomen anders zal zijn: cv-ketels veranderen, mensen willen warmtepompen. Is je opleiding dan waardeloos geweest?

„Over een chirurg denken we: die leert wel bij, die volgt een weekje een cursus en dan komt het goed”, zegt Thijs Bol, socioloog aan de Universiteit van Amsterdam. „Maar van mbo’ers verwachten we dat niet: alsof zij niet over flexibiliteit en aanpassingsvermogen beschikken.”

 

 

Misvatting

Bol refereert aan de discussie over vakkennis versus algemene vaardigheden. Omdat de arbeidsmarkt van de toekomst door robotisering en artificiële intelligentie volslagen anders zal zijn, klinkt het vaak, moeten we mensen anders opleiden. Minder specifieke kennis en meer algemene ‘21e-eeuwse vaardigheden’, zoals samenwerken en kritisch denken.

Die discussie richt zich met name op het middelbaar beroepsonderwijs. Dat is de eerste misvatting, zegt Bol, want ook universiteiten en hbo’s bieden specialistische studies aan, zoals tandheelkunde. En ook op mbo-niveau zijn er brede opleidingen, zoals financiële administratie.

Mensen met een vakopleiding blijven gemiddeld minder vaak werkloos

Thijs Bol Socioloog

De tweede misvatting gaat volgens Bol over de discussie zelf. Vakmensen zijn niet ‘overbodig’, maar komen vaak juist goed terecht. Dat blijkt uit een studie van Bol en drie collega’s, die vorige week werd gepubliceerd in het wetenschappelijk tijdschrift American Sociological Review.

Ze onderzochten de vraag: zijn specialistische vaardigheden nuttig als het gaat om loon en werkgelegenheid? En keken daarbij naar zowel relatief jonge als relatief oude mensen. „Mensen met een vakopleiding blijken gemiddeld genomen minder vaak werkloos, ook later in hun carrière”, zegt Bol. Ook financieel doen ze het goed – tenzij ze in een ander beroep terechtkomen dan waarvoor ze hebben gestudeerd. „Dan is een algemene opleiding juist beter.”

De conclusie is dus dat zowel vakopleidingen als generalistische opleidingen nodig blijven, zegt Bol. „Sommige taken op de arbeidsmarkt zijn niet goed voorspelbaar. Dat betekent dat er ook mensen nodig zijn die flexibeler zijn in wat ze uiteindelijk gaan doen.”

 

‘Zelf maken’

De boodschap dat we vakmensen opleiden voor verdwijnende beroepen, is volgens Bol gebaseerd op ideologie, en niet op onderzoek. „Technologische ontwikkelingen gaan geleidelijk, mensen passen zich daarop aan. We moeten niet doen alsof er de afgelopen vijftig jaar niets veranderd is op de arbeidsmarkt. En het is niet zo dat de mensen die toen zijn opgeleid, nu werkloos thuiszitten.”

Vakopleidingen zijn bovendien populair. Dat merken ze bijvoorbeeld op het Hout- en Meubileringscollege (HMC) in Amsterdam en Rotterdam, waar studenten tot meubelmaker en interieuradviseur opgeleid worden. Het aantal studenten nam sinds 2013 met bijna 1.000 toe, tot 3.943. Dat komt deels door het tekort aan vakmensen, maar mogelijk ook doordat ‘zelf maken’ in is, denkt bestuursvoorzitter Frans Veringa. „Televisieprogramma’s als Eigen huis en tuin en Weer verliefd op je huis gaan over vakmanschap en ontwerpen.” Hipster-kappers, bierbrouwers en foodtrucks maken oude ambachten hip.

Drie studenten van de HMC-vestiging in Amsterdam vertellen waarom ze voor een vakopleiding kozen.

MAAIKE DUIJVEKAM(24) UIT LEIDEN, OPLEIDING CREATIEF VAKMAN, SPECIALISATIE TASSEN

„Deze opleiding doen is de beste keuze die ik ooit heb gemaakt. Hiervoor heb ik een hbo-opleiding geprobeerd, maar daar miste ik de combinatie van hoofd en handen. De open dag op deze school was een openbaring: er stonden tassen en schoenen zoals je ze in de winkel ziet staan, gemaakt door studenten. Ik wist niet dat zoiets bestond. Zelf maak ik al tassen sinds mijn veertiende.

„Binnen de opleiding kies je eerst voor hout of textiel en leer, en dan – als je textiel gekozen hebt – voor hoeden, tassen of schoenen. Ik heb gekozen voor dat waar ik echt blij van word, op baankansen heb ik niet gelet. Toen overal krantenberichten verschenen dat er de komende jaren veel vakmensen nodig zijn, voelde dat als een soort cadeautje. Zo’n mooie opleiding, en dan zijn we nog nodig ook.

„Op dit moment ben ik bezig met de tassencollectie voor mijn eindexamen en ik bereid me voor op de beurs Masterly in Milaan – een onderdeel van de designweek, waar ik namens de school mijn tassencollectie laat zien. Ik loop stage bij een Amsterdams tassenmerk en werk bij een winkel met accessoires in Leiden.

„Ik merk dat ik nu moet gaan nadenken over wat ik hierna wil. Het is fijn om voor een ander te werken, maar ik wil mezelf niet volledig aan een ander geven. Mijn tassen zijn een soort afspiegeling van mezelf. Ik zit niet te wachten op iemand die zegt: ‘We gaan vijfhonderd stuks produceren.’ De prijzen komen daardoor wel in het hoge segment, maar dat vind ik niet erg – ik heb er zelf ook alles voor gegeven.”

TEUN SCHOLMAN(21) UIT HOLTEN, OPLEIDING PIANOTECHNIEK

„Deze opleiding is heel specifiek. Je kunt pianostemmer en pianotechnicus worden, voor de rest niks. Ik vind dat niet eng, maar juist leuk. Je doet iets wat niet standaard is. Ik heb nog nooit gehad dat iemand zei: ‘Oh, je doet pianotechniek, dat ken ik wel.’ Sommigen zijn verbaasd dat je hier een opleiding voor nodig hebt. Ze zien een piano als een soort meubel waar muziek uitkomt. Ze kijken niet verder dan de toetsen en de kast.

„Ik werk veel met mijn handen, dat vind ik heel leuk. En het gaat goed, ik ontwikkel me technisch snel. We moeten dit jaar gemiddeld één dag per week stage lopen en vier dagen per week naar school. Omdat ik uit Holten kom, is dat een lange reis voor mij; 4,5 uur per dag. Mijn stage is wel dichtbij: een pianowinkel in Deventer. Daar ben ik twee dagen per week, gewoon omdat ik het leuk vind. Ik krijg niet betaald, maar het is goed voor mijn ontwikkeling.

„Als daar een tweedehands akoestische piano binnenkomt, wordt-ie helemaal nagelopen. We zuigen de piano uit en maken hem schoon: van binnen en van buiten. Aan de binnenkant zitten vaak een hoop spinnenwebben. Daarna lopen we hem technisch na: zit er iets los, tikt er iets? Voelt elke toets hetzelfde aan, spelen de toetsen even diep, zitten ze even hoog op het klavier? Daarna wordt-ie gestemd en dan is de piano verkoopbaar.

„Er is veel werk, want pianotechnici vergrijzen. Maar daar ben ik niet mee bezig. Je kiest een opleiding omdat je het leuk vindt. Hiervoor deed ik de mbo-opleiding tot artiest, maar daar zijn de baankansen vrij slecht. Ik ben ermee gestopt omdat ik dat niet leuk vond.”

JOLIEN GROOT(21) UIT HILLEGOM, OPLEIDING MEUBELSTOFFEREN

„Vroeger was ik al bezig met figuurzagen, ik zaagde beertjes uit hout en beschilderde ze. Ik ben de opleiding tot meubelmaker gaan doen, maar wilde meer. Stofferen leek me een mooi vervolg.

„Het is heel precies werk. Je moet vooruitdenken: wat is de volgende stap en hoe moet ik daar nu al rekening mee houden? Je komt er snel genoeg achter of je aanleg hebt. Ik zit met achttien mensen in de klas, de een is sneller dan de ander. Ik ben best snel, maar ik zou nog beter kunnen inschatten in welk stukje ik meer tijd moet steken. Het kan ook mislukken, bijvoorbeeld als je stof verkeerd knipt. Dan moet het helemaal opnieuw. Al kan je de stof vaak ook een beetje rekken of voor een deel loshalen.

„Ik heb stage gelopen bij een meubel- en autostoffeerder; allebei heel gaaf. De autostoffeerder was gespecialiseerd in de DS, een oud type Citroën. Je werkt voornamelijk met kunstleer, ook wel met leer. Ik heb er goed leren stikken. En veel foutjes gemaakt: dat hoort erbij. Een keer had ik een motorzadeltje gemaakt, helemaal mooi en af, maar er zat een foutje aan de zijkant. Ik dacht: ik herstel het even voorzichtig met de föhn. Maar het verbrandde en toen moest het helemaal opnieuw.

„Mijn droom is eigenaar worden van een mooi stoffeerzaakje. Zodat ik af en toe met mensen kan praten en niet altijd alleen zit. Nu doe ik al wat klusjes voor kennissen. Het lastige is alleen dat ik nog geen stalenboeken heb, dus moeten ze de stof zelf regelen. Ik denk dat er altijd wel genoeg werk zal zijn. Als je een stoeltje erft of zo, dan is het toch leuk om die opnieuw te laten stofferen, in plaats van weg te gooien.”

Dit artikel verscheen eerder op het NRC

Foto’s door Niels Blekemolen